Menu Sluiten

Review: Hollow Knight

Kruipende en kirrende insecten schattig maken: van de waslijst aan dingen die Hollow Knight goed doet, is het omtoveren van ongedierte naar heldhaftige en nobele wezens misschien nog wel het indrukwekkendst. De insectenwereld dient als inspiratiebron voor het ondergrondse koninkrijk Hallownest. Een dode wereld ten prooi gevallen aan hoogmoed die voor de kleine Hollow Knight klaarligt om verkend te worden.

Hollow Knight draait niet om de hete brij heen. De opzet van de labyrintachtige wereld, de nieuwe vaardigheden die steeds nieuwe gedeeltes openen en de manier waarop ieder gebied met het andere verbonden is, zeggen eigenlijk al genoeg. Dit is in feite de zoveelste game die in de voetsporen van de betere Metroids en Castlevania’s treedt. En dan is er ook nog het Dark Souls-achtige systeem, waarin je kostbaar geld kwijtraakt wanneer je het loodje legt. Tenzij je heelhuids de plek waar je bent omgekomen weet te bereiken en je eigen schim weet te verslaan, ben je je buit kwijt.

Om te beginnen is er Hallownest. Een spookachtig mooie wereld bestaande uit aaneengesloten gebieden. Elk onderdeel van deze wereld heeft een duidelijke eigen smoel met daarbij behorende muziek en vijanden. In de Fungal Waste zijn schimmels, paddenstoelen en een trots sprinkhanenras de baas. Deepnest is het terrein van spinnen en al het andere dat rondkruipt in het donker en in het kathedraalachtige Soul Sanctum maken insecten die zich met magie bemoeien de dienst uit. De zware klanken van een kerkorgel benadrukken de grimmige sfeer wanneer je hier ronddwaalt.

Ieder gebied heeft een duidelijke, eigen thema, maar ook een set vijanden die nergens anders in het spel voorkomen. Ieder geïnfecteerd en kwaadaardig insect dat nog leeft in Hallownest vraagt ook om een andere aanpak. Uitgerust met een klein, naaldachtig wapen, dien je je een weg door deze wezens te banen. Met een enkele aanval in het repertoire lijkt dat in het begin erg simpel, maar de gevechten worden met iedere nieuwe upgrade complexer en intenser. Snelle reflexen en kennis van je tegenstander zijn daarom echt cruciaal. Wie maar wat loopt te zwaaien komt namelijk in de problemen wanneer een eindbaas zich aandient.

Verkennen is een groot onderdeel van het spel, maar vroeg of laat blokkeert een gigantische, dodelijk en meestal onvergefelijk insect de weg. Een ongeoefende speler doodt ze niet in een enkele poging. Toch frustreren ze maar zelden en dat heeft alles te maken met de patronen en ritmes die na een paar mislukte pogingen zijn te ontdekken in hun aanvallen. Leren wanneer je weg moet dashen, wanneer je moet aanvallen en wanneer je veilig kan healen is allemaal onderdeel van het leerproces. Van de beste eindbazen in Hollow Knight krijg je trillende handen, waterige ogen en een spontane dosis koud zweet. Zo intens als deze game eindbazen serveert maak je niet vaak mee.

Zo nu en dan is een eindbaas een blokkade die op het eerste gezicht voortgang onmogelijk maakt. Hollow Knight is echter zo opgezet dat er altijd wel een alternatieve route is te vinden die je zomaar kan belonen met een nieuwe manier om een baas te verslaan. Cruciaal daarin zijn de vele charms die in de wereld te vinden zijn. Deze juwelen bieden kleine bonussen die een groot effect op je speelstijl kunnen hebben. Sneller kunnen healen, een groepje helpende vliegjes die achtergebleven muntjes voor je oprapen en een schild behoren tot de opties.

Het aanbod van charms is groot, maar er is maar beperkte ruimte om ze te dragen. Lastige afwegingen zijn daarom onvermijdelijk. Neem je de charm mee die ervoor zorgt dat je sneller kostbare soul voor magische aanvallen wint, of zet je juist in op je verdediging? Het charm-systeem steekt zo robuust in elkaar, dat iedere speler met een andere combinatie rondloopt. Daarbovenop zijn er ook nog handige bonussen te ontdekken met verrassende effecten wanneer er specifieke charms met elkaar gecombineerd worden.

 Qua upgrades die cruciaal zijn om verder te komen in het hoofdverhaal is Hollow Knight opvallend zuinig. Urenlang kun je ronddwalen zonder enige voortgang op dit gebied te boeken, maar er zijn genoeg andere beloningen die dit gedrag wel belonen. Meer geld, charms, alternatieve routes en kleine details over het verhaal. Hollow Knight loopt er niet mee te koop, maar wie goed naar het gemompel van de aanspreekbare personages in Hallownest luistert, komt beetje bij beetje meer te weten over hoe de wereld zo in verval is geraakt.

Er is nog zoveel meer wat Hollow Knight een ongekend fantastische game maakt. De hoeveelheid optionele content – complete gebieden, quests en lastige eindbazen – zorgen er voor dat je zo dertig uur kwijt bent in deze wereld. Pas dan begint de grote hoeveelheid backtracken wat te irriteren. Er zijn manieren om snel van de ene naar de andere kant van het grottenstelsel af te reizen, maar omdat deze stations ver uit elkaar liggen, ben je toch vooral veel bezig met heen en weer rennen. De eerste paar keer is dat nog acceptabel, daarna wordt het vooral irritant. Helemaal wanneer je steeds hetzelfde stuk moet afleggen voordat je weer bij een lastige eindbaas bent.

Review: The Crew 2

Het is alweer ruim drie jaar geleden dat Ivory Tower met een vrij unieke racegame op de proppen kwam, The Crew. Een racegame waarin je de gehele Verenigde Staten tot je beschikking had om in te doen en laten wat je maar wilde, weliswaar op vier wielen. De ontwikkelaar is nu terug met een vervolg en die gooit het roer radicaal om. Geen undercover praktijken meer, geen politie achtervolgingen meer en ook niet langer ben je beperkt tot vier wielen.

Als er één ding is waar The Crew 2 in excelleert, is het een gevoel van vrijheid. Deze openwereldracegame laat de speler vrij rondreizen door de Verenigde Staten om wedstrijden te winnen in auto’s, boten en vliegtuigen. Het spel lijkt zelf niet te snappen wat zijn sterkste kanten zijn en technisch wil het allemaal niet zo vlotten.

Net als in het eerste deel is er een verhaal. In plaats van een duister bedoeld The Fast and the Furious-achtig plot met illegale straatracers, is er dit keer gekozen voor een soort reality-tv-programma, waarbij deelnemers met het winnen van races fans en geld moeten verdienen.

Helaas is het verhaal vreselijk knullig verteld. Personages doen geforceerd hip en stoer, op een manier die vooral tenenkrommend is. Het is alsof een vijftiger in een driedelig kostuum straattaal probeert te gebruiken.

Vanaf het eerste uur is alle grond begaanbaar, dus je hoeft niet gestaag delen van de wereld vrij te spelen. Je kunt wanneer je maar wilt eindeloos rondrijden tot voorbij de horizon en dat maakt The Crew 2 heel bijzonder. Mensen die het eerste deel hebben gespeeld weten al hoe dit voelt, maar ook voor hen is er genoeg nieuws te beleven. Ubisoft Ivory Tower heeft namelijk niet simpelweg de boel gekopieerd en daarmee de kous afgedaan, maar het bestaande concept flink uitgebouwd.

Ten eerste is de VS opnieuw nagemaakt, weliswaar in een geslonken versie, en is deze gevuld met allerlei nieuwe activiteiten en zo gemaakt dat alle disciplines over de hele kaart verspreid zijn. Denk bijvoorbeeld aan met zo’n hoog mogelijke snelheid langs zogeheten meet points sjezen, beroemde locaties op de gevoelige plaat vastleggen en ontsnappen uit een bepaalde zone voor de timer om is.

Wat betreft het aantal disciplines is er ook een flinke sprong gemaakt met het tweede deel, want je krijgt de mogelijkheid om aan races mee te doen binnen vier takken van sport: Pro Racing, Street Racing, Offroad en Freestyle. Elke tak – in de game spreken ze over families – kent drie of vier eigen disciplines met races verspreid in heel Motornation. Zo is Pro Racing onderverdeeld in Powerboat, Touring Car, Air Race en Alpha Grand Prix.

Als je gaat verkennen, dan heb je de optie om hier en daar upgradecrates te scoren, die in de omgeving vrij verspreid liggen. Je kunt ze dan als een soort schatzoektocht gaan proberen te vindne. Upgrades krijg je echter ook door races te voltooien. Naast het geld om nieuwe wagens te kopen kun je zo ook telkens je bestaande bak steeds beter maken. Het is een simpel systeem en bij veel andere games ook gebruikt, maar als het werkt, dan hoor je ons niet klagen.

The Crew 2 is een game die je altijd online moet spelen. Dat heeft voordelen zoals de mogelijkheid om andere spelers tegen te komen en daarmee lekker te racen. Het heeft ook een vervelend nadeel. Elke keer dat je je console vanuit standby-modus opstart moet je de game weer inladen en dat duurt nogal een tijdje. Daarmee is de game eigenlijk niet geschikt om even snel een half uurtje te spelen en dat is toch wel jammer.

Review: The Awesome Adventures of Captain Spirit

Fans van de eerste Life is Strange zitten reikhalzend uit te kijken naar de release van het tweede deel, tenminste, ik doe dat in ieder geval wel. Dontnod Entertainment weet dit en probeert het wachten tot de release wat te verzachten door The Awesome Adventures of Captain Spirit uit te brengen. Het is een gratis prequel op deel twee en geeft dus vast een blik van wat ons te wachten staat. Of deze prequel je tijd waard is, lees je in deze recensie.

In The Awesome Adventures of Captain Spirit maken we kennis met de negenjarige Chris en zijn vader Charles. Chris is Captain Spirit himself; een superheld in de dop met volledig eigen krachten. We beleven de wereld van de jongeman door zijn ogen en krijgen daarmee zijn fantasie op de koop toe. Het belangrijkste doel van Captain Spirit is het verslaan van de bad guy Mantroid. Kleurrijke beschrijvingen en fantastische verhalen over alles wat de superheld en villain gedaan hebben zijn daar natuurlijk bij inbegrepen. Het spelen van Captain Spirit voelt wat gameplay betreft vergelijkbaar met al het andere dat we van Dontnod kennen. Keuzes moeten gemaakt worden en daarbij ook wat simpele opdrachten. Het is namelijk, ondanks de sneeuwlaag waarmee de wereld voorzien is, een prachtige zaterdag en Chris heeft genoeg dingen te doen.

Hier verschijnt zijn lijst met de naam “Awesome Things to Do” ten tonele. Hier staan alle dingen op die Chris voor zichzelf gepland heeft. Het zijn simpele dingen, precies passend in de wereld van een kind. Denk bijvoorbeeld aan het verslaan van vijanden, huishoudelijke klusjes en het doen van een spelletje op papa’s telefoon. Daarnaast valt er nog eens genoeg te verkennen in het huis. Een druk zaterdagje dus! Hoewel de awesome dingen om te doen vrij simpel klinken, is het verloop ervan soms net iets minder simpel. Je hebt soms een voorwerp nodig waar je compleet overheen kijkt. Of je bent op zoek naar een specifieke code, maar er is nergens een hint te bekennen. Zoeken en verkennen is natuurlijk deel van de ervaring, maar de frustratie mag dan wel wegblijven.

Ik kan helaas niet echt wat over het verhaal vertellen, gezien het een verhaal gerichte game is zou ik het dan volledig voor je verpesten. Wel kan ik zeggen dat Chris op zijn achttiende niet kan terugkijken op een bijzonder fijne jeugd. Er speelt namelijk van alles rondom het kleine gezin, waarbij er in de loop van het verhaal steeds meer duidelijk wordt. Over het verhaal kan ik eigenlijk niks anders zeggen dan dat deze kort maar krachtig is. In ongeveer twee uur tijd, zo lang duurt de game ongeveer, word je namelijk stapelgek op Chris. Hij heeft nog het volledig naïeve van een kind, maar heeft daarnaast wel degelijk door wat er allemaal speelt. Met zijn negen jaar is het een heel divers personage en dit zorgt ervoor dat je je al snel betrokken bij hem voelt. Alles wat er dan ook gebeurt, weet je tot diep in je ziel te raken. Dit resulteert in een rollercoaster van emoties; van lachen om zijn onschuldige kinderlijkheid tot tranen van verdriet om alle emotionele shit die er speelt.

Hoewel het verhaal dus ontzettend sterk is, valt er daarbij wel een ding op. De keuzes die je moet maken zijn zeer simpel en hebben eigenlijk amper invloed. Games als deze zijn interactief en jouw keuzes bepalen de loop van het verhaal. Nu heb je die keuzes hier zeer zeker en het lokt soms een net iets andere reactie uit, maar veel verschil maakt het niet. De manier van vertelling weet je dus tot het einde te boeien, maar daarna besef je eigenlijk dat je daar zelf amper invloed op hebt gehad.

Eén ding waar Dontnod naar mijn mening heel sterk in is, is het oog voor detail. Kleine dingetjes die de game net wat meer af maken. Dit ontbreekt ook zeker niet in The Awesome Adventures of Captain Spirit. De emotionele lading die de game heeft, wordt namelijk volledig ondersteund door de geweldige muziek die te horen valt. Er zijn een aantal plekken in en om het huis waar Chris gewoon even voor zich uit kan staren (en wij wat verschillende invalshoeken van de omgeving zien) en je dan een nummer hoort spelen. Deze soundtrack sluit precies aan op de sfeer van de game en weet je daarom nog meer in de setting te trekken. Ook details in de aankleding van deze setting zorgen daarvoor. Zo is er een muur waarop de lengtes van Chris door de jaren heen zijn bijgehouden. Het voegt verder niets toe aan het verhaal, maar zet de sfeer. Een sfeer die precies goed is en je de gehele tijd vast weet te houden.

Review: Naruto Shippuden: Ultimate Ninja Storm Trilogy

Naruto is in Japan één van de bekendste en die komt, met tussenstops, al sinds 2002 daar op de televisie. Niet gek is het dan ook dat er vele games zijn verschenen. Bandai Namco brengt nu drie van vier Naruto: Ultimate Ninja Storm-games naar de Nintendo Switch in een collectie. Weet het de allure van de anime te evenaren?

 Naruto vertelt het verhaal van het gelijknamige hoofdpersonage. Hij is op zeer jonge leeftijd zijn ouders verloren en er schuilt een meedogenloos wezen in zijn lichaam. Hierdoor wordt hij door zijn leeftijdsgenoten en iedereen in Konoha, de naam van het dorp waar hij in woont, scheef aangekeken. De wereld van Naruto is er een van Ninja’s en het hoofd van het dorp is de Hokage. Dit is een van de sterkste ninja’s van het dorp en hij kan genieten van veel respect: precies dat waar Naruto naar op zoek is.

De belangrijkste modus in de drie games is het Ultimate Adventure. Speel je de games achtereenvolgens, dan doorloop je het gehele Naruto-verhaal tot aan het eind van Naruto Shippuden. Om je een beeld te geven hoe uitgebreid dit verhaal: het komt overeen met de anime van in totaal 720 afleveringen. Voor mij als bekende van de serie was het dan ook een feest van herkenning. In de drie games komen alle noemenswaardige momenten wel voorbij waarvan ik er vele al lang vergeten was.

De Naruto: Ulimate Ninja Storm-games zijn driedimensionale fighters. In het Ulimate Adventure vecht je je zo een weg door het verhaal. Je selecteert je favoriete personages om mee te vechten en kiest ook twee ondersteunende personages die je tijdens je gevechten kunt inschakelen om je tegenstander aan te vallen. Deze gameplay is verder vrij simpel opgezet en bevat nauwelijks moeilijk uitvoerbare aanvallen. Zo voer je de ultieme aanval van ieder personage uit door snel twee keer op hetzelfde knopje te drukken en dan de aanvalsknop te gebruiken. Daarmee is het qua fighter dan ook vrij matig te noemen, hoewel de bekende aanvallen van de personages er erg gaaf uitzien. Voor fans van Naruto zal alleen dat laatste al genoeg zijn om dit toch de moeite waard te maken.

Konoha en de wereld van Naruto verbinden de gevechten met elkaar. Je loopt tussen de gevechten door rond in deze wereld. De eerste keer dat je Konoha op deze manier betreedt, is erg leuk omdat je bepaalde bekende gebouwen kunt herkennen. Het wordt echter al snel vrij vervelend omdat je dezelfde paden te vaak bewandelt. Dat is overigens in het derde deel al een stuk minder de norm, wat ook de variatie ten goede komt.

Grafisch wordt de stijl van de anime redelijk goed aangehouden. Op dit vlak kun je echter goed zien dat het eerste deel een stukje ouder is dan de twee opvolgende delen. Zeker het derde deel ziet er grafisch prima uit. Op de stemmen en de geluidseffecten heb ik niets aan te merken. Die lijken regelrecht uit de anime te komen en het is ontzettend fijn dat Bandai Namco ook de Japanse voice-over voor alle drie de games beschikbaar heeft gemaakt.

Review: Mario Tennis Aces

Mario doet nog niet bijzonder veel op de Switch. De loodgieter drukt echter niet zijn snor wanneer het aankomt op een potje honkbal, voetbal of een simpel bordspelletje. Ook tennis staat veelal op zijn repertoire, maar ook deze optie was nog niet beschikbaar op de Nintendo Switch. Totdat Mario Tennis Aces verscheen dan. Nu kan een flink deel van de Nintendo Crew diens agressie uitoefenen op de tennisbaan

Simplisme is het sleutelwoord dat vooropstaat in Mario Tennis Aces. De game beschikt over een handjevol modi en de besturing van de game is uiterst simpel. Met de vier face buttons geef je de bal diverse effecten die per personage verschillen. Zo heeft Boo bijvoorbeeld een belachelijke curvebal vanwege zijn tricky eigenschap en is Donkey Kong een beest met zijn snoeiharde returns. Met de R-knop activeer je je star meter die ofwel de tijd vertraagd ofwel je opzet voor een flinke smash. Loopt de meter helemaal vol, dan kan je met de L-knop een speciale aanval activeren die vrijwel niet tegen te houden is.

Ieder personage is voorzien van een x aantal rackets. Meestal heb je genoeg aan één racket, maar in deze game is het mogelijk om de rackets te breken. Als je bijvoorbeeld veel smashes net niet goed weet te blocken, dan gaat er wat van de levensduur van het racket af. Als je zo’n speciale aanval niet goed blockt, dan breekt je racket in één keer. Wanneer je rackets op zijn, kan je douchen. De match is dan gewonnen door de tegenstander. Er zit flink wat variatie in de tegenstanders en diens speelstijlen. Er zitten een aantal odd balls tussen, zoals Chain Chomp en Spike, maar ook natuurlijk de favorieten zoals Luigi, Toad, Yoshi, DK en Bowser. Ieder heeft zijn eigen specialisme, zo zijn DK en Bowser uiterst krachtig, maar relatief langzaam, zijn Mario en Luigi all-around, wat wil zeggen dat ze van alles wat hebben en is Toad bijvoorbeeld snel wat weer van pas komt bij het over de baan bewegen. In totaal zijn het zestien speelbare personages. Nintendo is van plan om iedere maand een nieuw personage beschikbaar te stellen.

Veel om het lijf heeft Mario Tennis Aces helaas niet. De game beschikt over een handjevol modi waar je eigenlijk in een handomdraai doorheen bent. Het avontuur start met de toepasselijke Adventure modus. In deze modus loop je door een redelijk kleinschalig avontuur waarin Wario en Waluigi een behekst tennisracket voor Luigi’s neus houden. Luigi wordt hebberig en is vervolgens bezeten door de mysterieuze krachten van het racket. Wat volgt is een zoektocht naar vijf power stones die her en der verborgen zijn. De uitdagingen die je gepresenteerd krijgt, zijn op zich best leuk. Vooral de uitdagingen voor een nieuwe baan of een nieuw racket kunnen behoorlijk oplopen qua moeilijkheid. Gaandeweg de matches verdient Mario experience die hem bijvoorbeeld sneller of krachtiger maken. Echt grinden is niet nodig, het verschil wordt voornamelijk gemaakt door de rackets. Aan het einde van iedere sectie moet je het opnemen tegen een eindbaas. Veel strategie is hierbij niet nodig en voor je het weet ben je door de singleplayer heen.

Wat resteert zijn drie modi. De online modus heb ik al uitvoerig besproken in de preview van deze game. Je krijgt keuze uit twee verschillende toernooien, de simpele versie waarbij star power niet aanwezig is en de versie waar dat wel mogelijk is. De online verbinding loopt goed en ik heb eigenlijk altijd zo een tegenstander gevonden. Naast de online toernooien, zijn er ook offline toernooien die drie verschillende cups bieden. De echte fun start natuurlijk in de free for all modus waarbij je met spelers op de bank of online een eigen game kunt aanmaken waarin eigen regels gelden. Dit is dan ook de modus waarin Mario Tennis Aces uitblinkt vanwege zijn hoge partymode gehalte. Nodig drie vrienden uit en ga lekker los met een potje dubbelen. Wil je echte chaos, dan is er nog eventueel de Swing modus. Hierbij neemt iedere speler in huis een Joy Con in de hand. Het resulteert in een potje Wii Tennis waarbij iedereen om zich heen staat te maaien. De bewegingen worden niet altijd even goed geregistreerd, maar het is wel lachen, gieren en vooral veel brullen.

 

Review: Sushi Striker: The Way of Sushido

De een kan er zijn giechel wel mee vol frommelen en de ander gaat al over zijn nek bij de gedachte ervan. Ik heb het over sushi, de oosterse lekkernij die je tegenwoordig in iedere super kan scoren. Nooit in mijn leven had ik gedacht dat er een studio zo gek zou zijn om een hele game omtrent deze spijs zou ontwikkelen, maar ‘boy was I wrong’. Laat het maar aan Nintendo over om absurde en typisch Japanse games te maken. Sushi Striker: The Way of Sushido past precies in dat plaatje, want het slaat totaal nergens op, maar dat is ook meteen de charme die deze vliegensvlugge game nodig heeft om lang leuk te blijven.

Bedenk je even een wereld waarin sushi hartstikke verboden is en waarin alleen de elite er aanspraak op kan maken zonder een enkeltje strafkamp te riskeren. Een typisch gevalletje ‘grote vissen scheuren het net’. In Sushi Striker: The Way of Sushido is dit zo’n beetje het geval. Net als in onze huidige wereldsituatie leidt dit gegarandeerd tot conflictsituaties. De Sushi Struggles hebben de wereld van onze jonge protagonist(e) Musashi helemaal verneukt en er zelfs voor gezorgd dat deze als weeskind door het leven moet. Ach gut. Musashi heeft dan ook een gegronde aversie tegen in plakrijst gerolde rauwe vis, tot een vreemdeling hem dat spul een keer laat proeven. Vanaf dat moment is Musashi vastberaden om sushi voor iedereen beschikbaar te krijgen.

Maar ja, hoe? Het Keizerrijk heeft zo’n beetje sushi-samoerai op iedere hoek van de straat geplant om dat juist te voorkomen. De kunst van het Sushi Striker zijn biedt een uitkomst voor onze Musashi, waarin het grenzeloos vreten van het spul en het wegflikkeren van de overgebleven lege borden dé manier is om af te rekenen met het dictatoriale tuig van het Keizerrijk, vooral wanneer die borden met volle kracht tegen diens harses gesmeten worden. Het is dan ook aan Musashi de taak om hier een meester in te worden, en met wat behulp van Pokémon-achtige hulpjes genaamd Sushigami vreet hij zich een ongeluk om de beste Sushi Striker te worden. Alleen dan is ‘sushi voor allen’ te realiseren

Met deze absurd klinkende introductie heb ik eigenlijk in een notendop uitgelegd wat de bedoeling is in Sushi Striker: The Way of Sushido. De gehele gameplay bestaat namelijk uit het verorberen van sushi, welke op gekleurde borden passeert via drie persoonlijke lopende banden en één die je met je tegenstander deelt. De speler dient iedere keer in zeven seconden een zo lang mogelijke ketting van dezelfde kleur borden te creëren, de sushi er vanaf te smikkelen en het overgebleven stapeltje lege borden vakkundig naar de overzijde van het speelveld te slingeren om de HP-balk van de tegenstander eerder leeg te krijgen dan andersom. Dit klinkt eenvoudig genoeg, maar vergis je daarin niet. Sushi Striker is naarmate de game vordert zo uitdagend als dat die absurd is.

De Sushigami, Pokémon-achtige Sushi Sprites, gooien namelijk wat extra variatie en dus ook uitdaging in de mix. Elk van deze hulpjes bieden een unieke perk, welke langzaam opbouwt terwijl je aan je schranspartij bezig bent. Wanneer het balkje vol is, valt deze in te zetten om net dat beetje voordeel te behalen of de tegenstander juist te benadelen. Naast het verslaan van anderen is het verzamelen van Sushigami dus best voornaam. Zonder de hulp van deze critters strand je namelijk geheid. Hoe simpel de game ook oogt, met regelmaat trekken de superverslavende vliegensvlugge potjes je naar het puntje van je stoel, al is de gameplay over het algemeen niet gevarieerd genoeg om het uren aan een stuk te blijven spelen. Sushi Striker: The Way of Sushido valt wat mij betreft dan ook in de categorie ‘casual game’, wat het prijskaartje van €49,99 wel een tikkeltje aan de hoge kant maakt.

Hoge prijs of niet, we kunnen wel concluderen dat we wederom te maken hebben met een game die tot in de puntjes is afgewerkt en dat we nergens te maken krijgen met bugs of glitches. Dat is natuurlijk wel zo handig wanneer je ziet hoe snel het kan gaan. Ook qua besturing werkt de game naar behoren, zowel via het touchscreen als met de sticks en knoppen van je Joy-Cons, al geniet de eerste waarschijnlijk bij velen de voorkeur. Het linken van de voorbijkomende borden gaat nu eenmaal een stuk soepeler wanneer je met je vingers over het scherm sleept, vooral wanneer je op het scherpst van de snede speelt. Met de Joy-Cons bestaat namelijk de kans dat je in de hectiek net de verkeerde kant op drukt, wat vooral in een later stadium het verschil kan maken tussen een stapeltje van drie borden en een stapel van twintig.

Review: Unravel Two

In 2016 wist EA even kort afstand te doen van alle sportgames waar het bedrijf verantwoordelijk voor is en gooide het over een andere boeg. In samenwerking met ColdWood Interactive bracht het de platformer Unravel uit. Een game die ontzettend hoge ogen gooide en een vervolg kon dan ook eigenlijk niet uitblijven.  Of we van deze game nog net zo vrolijk worden als van diens voorganger lees je hier.

Zoals ik zojuist al wist te melden, wist het eerste deel voor een zeer sterke basis te zorgen. Het is dan ook niet gek dat bij Unravel Two op diezelfde basis wordt verder gebouwd. De sidescroller platformer bevat dan ook opnieuw de mooiste beelden. Een omgeving waar je de ogen bij uitkijkt en vanaf seconde één verliefd op bent. Op de voorgrond speel jij, maar op de achtergrond gebeurt er ook van alles. Daar speelt zich namelijk het verhaal af die dit keer niet het leven van een wat oudere dame, maar van een jonger meisje weet te vertellen. Eerlijk is eerlijk, het verhaal van deel twee heeft net iets minder impact dan de eerste. Echter weet deze je ook nog flink te pakken en het daardoor goed te doen.

Yarny, ons uit wol bestaande vriendje, hoeft het dit keer niet in zijn uppie te doen. De rode Yarny wordt aangevuld met een blauwe Yarny en dit biedt meteen een heel legio aan nieuwe dingen binnen de gameplay. Ten eerste hoef je het niet meer alleen te doen, maar kun je samen spelen met vrienden. Heb je nou geen vrienden? Geen zorgen, in je eentje is alles prima te doen. Je kunt namelijk afwisselend als twee personages, of opgebundeld als één personage lopen. Het tweede is een stuk makkelijker met verplaatsen, anders moet je constant je tweede Yarny naar de eerste brengen.

Unravel Two heeft zeven chapters en met een uurtje of vier ben je daar wel doorheen. Tenminste, dat kan je zijn als je geen platformer noob bent als ik. Je moet echter niet denken dat daar je plezier ophoudt, want er is nog genoeg te doen. Er zijn een stuk of twintig challenges te vinden, allen gebaseerd op de levels die je gespeeld hebt. Deze challenges zijn absoluut geen kattenpis, laat me je dat vertellen. Deze challenges variëren tussen een ontzettend moeilijke puzzel, of een stuk waarbij je gewoon moet zien te overleven. Elke challenge weet wat toe te voegen en allen zijn ze ontzettend moeilijk. Wil je dus alle challenges behalen, dan wens ik je ontzettend veel succes.

Deze challenges behalen doe je natuurlijk niet voor niks, je kunt er leuke dingen mee vrijspelen. Het is namelijk mogelijk om jouw Yarny’s een nieuwe look te geven. Een ander kleurtje, een andere hoofdvorm of de manier waarop de wol gevormd is. In het begin heb je nog niet zoveel keuze, maar door de challenges te behalen en de Yarny’s die gevangen zitten in deze levels te helpen ontsnappen, kun je weer dingen vrijspelen. Kan je de personages helemaal naar jouw zin aanpassen.

Review: Vampyr

Studio’s als Telltale Games en Quantic Dream verdienen er uitsluitend hun boterhammetjes mee, alsook het Franse Dontnod. De studio achter Life is Strange heeft bewezen dat het de speler kan bombarderen met lastige vraagstukken als het om tienerproblemen gaat, maar tracht nu met Vampyr ook te tonen dat ook ondood zijn ‘strange’ is.

Je wordt wakker met een kop van beton, je weet bij God niet meer waar je bent of hoe je er bent gekomen, je hebt een zuigvlek van hier tot ginder in je nek en je hebt een smoelwerk dat droger is dan een emmer zand. Je sterft van de dorst en je MOET drinken en snel een beetje. Het klinkt als een standaard gevalletje zaterdagochtend na flink de beest uithangen in de kroeg, tenzij je Jonathan Emmet Reid heet en de protagonist van Dontnod’s Vampyr bent. Onze Johnny heeft namelijk al die symptomen omdat hij is gebeten door een vampier, wat best logisch klinkt. Reid is zonder dat hij erom heeft gevraagd een Ekon geworden – een upper class vampier – en dat is best ironisch. Jonathan is namelijk ook een (al dan niet door iedereen) gerespecteerde chirurg welke gespecialiseerd is in bloedtransfusies.

Reids nieuw verkregen status in de Londense maatschappij komt met een hoop vragen en ongemakken. Wie heeft hem voor dood achtergelaten en een Ekon van hem gemaakt en waarom? Maar belangrijker nog, hoe gaat Jonathan zich voeden? Dit zijn slecht twee van de dilemma’s waar Vampyr je mee opzadelt, maar wel de vraagstukken die de rode halsslagader van de game vormen. In je queste om je Maker te vinden en antwoorden te krijgen is het namelijk kiezen wat de klok slaat. Dontnod bewijst in Vampyr dat het deze core mechanic als geen ander beheerst en dat het door middel van dilemma’s spelers regelmatig van hun stuk kan brengen. Alles heeft consequenties, welke je vroeg of laat flink om de oren slaan.

De keuze die je waarschijnlijk het vaakst gaat overwegen is die van het ‘embracen’ van de inwoners, wat eigenlijk een sjieke benaming is voor het leegzuigen van de arme ziel. Vampyr heeft namelijk een zeer interessante moeilijkheidsgraad ingebakken. Hoe meer mensen je leegzuigt, hoe makkelijker de game wordt. Jonathan beurt namelijk dikke XP voor het aftappen van mensenbloed, afhankelijk van de kennis die je van ze hebt en of ze ‘patattenbloed’ hebben (ziek zijn dus). Het nadeel daarvan is dat het lukraak neksabbelen van sleutelfiguren de stad aardig in verval laat raken, waarschijnlijk omdat iedereen zo zijn invloed op het reilen en zeilen van Londen heeft. Je kunt de hele game dus ook humaan blijven en je tegoed doen aan ratten (Interview with a vampire, anyone?) en het harvesten van mindere vampieren genaamd Skal, maar daar gaat je XP-saldo behoorlijk langzaam van omhoog.

Het is dan ook verleidelijk om je toch te vergrijpen aan een Londenaar, gezien je de beschikbare vaardigheden in je skill tree vlot wilt vrijspelen. Zoals je waarschijnlijk al had verwacht, ben je niet de enige “doe mij een Type B-positief” slurper in de buurt. Reid komt gedurende het tripje richting zijn Maker flink wat soortgenoten tegen. Skal, andere Ekon, beestachtigen, vampierenjagers en serieus Boss-materiaal gaan maar al te graag het conflict met je aan. Vooral wanneer deze in groten getale in je nek springen – al is een Boss in zijn of haar eentje al goed genoeg voor een flinke uitdaging – merk je dat je gezondheidsbalk, je staminabalk en je bloedbalk (voor speciale vampierskills) sneller leeg trekken dan je bankrekening tijdens een PlayStation Sale. Het ‘You have been defeated’-scherm zal vaker tevoorschijn komen dan je leuk vindt, wat het alleen maar lastiger maakt om al die arme Londenaren te laten leven.

Daarnaast levert het alternatieve Londen dat Dontnod gecreëerd heeft zijn eigen bijdrage aan de grimmige sfeer van Vampyr. De straten van Whitechapel zijn donker (iets met vampieren en zonlicht), grauw en ziekte sijpelt uit ieder steegje, wat alleen maar erger wordt naarmate je onwijze beslissingen neemt. De meest vervallen wijken wemelen van de Skal, welke je van een afstand al hoort vreten en krijsen. Waar ze exact zitten en welk level ze hebben kun je gelukkig door je vampierenvisie al achterhalen, die je blikveld geheel in grijstinten onderdompelt op de kloppende harten van alles wat (soort van) leeft na. Dit alles bij elkaar genomen geeft Vampyr enkele unieke mechanics en de sfeer die het behoort te ademen.

Review: ONRUSH

Racegames komen in alle soorten en maten. Van arcade, semi-realistisch tot aan de sim-racegames, voor iedereen is er wat wils. Er zijn maar weinig racegames echter die pure fun voorop zetten. Bekende voorbeelden uit de laatste tijd zijn de Burnout-serie en in zekere mate Forza Horizon. Echter, is Burnout Paradise het laatste deel waarvan de laatste release ‘slechts’ een remaster is. Forza Horizon 3 is ook alweer ruim anderhalf jaar oud. Codemasters zag dan ook de kans om arcade-racegame ONRUSH uit te brengen waarvan fun op pole position staat en competitie toch echt op een eervolle tweede plek.

ONRUSH heeft niets van doen met realisme. Niet qua besturing, niet qua tracks en al helemaal niet met de voertuigen. Gelukkig schuift de ontwikkelaar dit niet onder stoelen of banken. Over de ontwikkelaar gesproken; we hebben hier te maken met Codemasters. Toch wel één van de kampioenen op het gebied van racegames. Op hun erelijst staan games zoals Colin McRae Rally, DiRT, Grid, TOCA Touringcars, F1 20XX (kies een jaartal), maar ook Micro Machines. De specifieke studio achter ONRUSH heeft World Rally Championship, Driveclub en Motorstorm op hun palmares. Kortom, racegames en Codemasters gaan net zo goed samen als Michael Schumacher en Ferrari. Enfin, terug naar ONRUSH. De game gooit het standaard principe van ‘race naar de eerste plaats’ overboord en opteert voor een hectisch en toch ook tactisch spel waarbij teamwork van belang is, allemaal in een arcade-jas.

De game is ruim twee jaar in ontwikkeling geweest. Intern is er veel werk verzet op het gebied van ontwikkeling en vooral het testen van de game. Alvorens de game af was, heeft de ontwikkelaar honderden races geanalyseerd van de testers, om te bepalen welke tracks werken en welke niet. Hoe spelen zij de game? Welke routes hebben zij gevolgd? En het meest belangrijke was, hoe reageert men op elkaar? Daarbij hebben ze ontzettend veel afgekeken van shooters, wat erg duidelijk terugkomt in de game op vele manieren. Toen dit alles op zijn plek viel, hebben zij het grafische jasje opgebouwd. Dit was de basis voor een engine die verdomd goed in elkaar zit, zowel qua gameplay als op grafisch gebied.

De gameplay is waanzinnig goed kan ik je vertellen. Eerst even de basisprincipes. De game is eigenlijk een team-based racer. Er is een singleplayer gedeelte waar je met een eigen team tegen de computer racet. Je levelt door experience en credits te verdienen. Deze valuta kunnen uitgegeven worden om nieuwe races (chapters) te unlocken van hogere moeilijkheidsgraad of om allerlei unieke items, zoals bodywork, skins en emblems, vrij te spelen. Je kunt kiezen tussen lichte, snelle en wendbare motoren tot aan zware titanen van tanks die voor het goede beukwerk kunnen zorgen (denk aan F-Zero gekruist met Trackmania). Het is dus niet de bedoeling om als eerste over de streep te komen, maar meer om middels competitie als eerste een bepaald doel te behalen. ONRUSH haalt veel inspiratie uit shooters, maar vooral uit games zoals Call of Duty en Doom. Verschillende modi als Overdrive (race naar een vastgesteld aantal punten en de punten verdien je door takedowns, stunts en crashes) kan je zien als een soort Team Deathmatch.

Countdown is een soort estafette door poorten die je extra tijd geven; het eerste team dat geen tijd meer heeft, verliest. Switcheroo lijkt op een soort gungame. Start de motoren, en het is overleven geblazen. Iedere wreck stuurt je naar een nieuwe class, maar het wordt dus moeilijker naarmate je meer switches bij je tegenstander scoort omdat ze een zwaardere auto krijgen. En dit jongens, dit kan wel eens dé nieuwe e-sports racegame worden. Want online tegen elkaar is waar de game nog strakker glimt dan een opgepoetste Rolls Royce. De verschillende modi zitten zeer goed in elkaar en er is er één die er met kop en schouders bovenuit steekt. Ik heb het over Zone. Zie deze modus als twintig wagens die gedurende een race al scheurend op hoge snelheid een soort King of the Hill spelen. Het is de bedoeling om een x aantal seconden een gemarkeerde zone te bezetten, terwijl deze zelf over de track mee racet. Dit werkt zo waanzinnig goed, dat ik nu al een favoriet zie opdoemen voor professionele e-sporters onder ons. Geen van deze modi gaven mij het gevoel dat je er niet toe deed want het is juist een team-effort. De wagens hebben elk hun eigen unieke vaardigheden, waarmee je als team elkaars sterktes kunt aanvullen. De ene wagen heeft meer aanvallende mogelijkheden, de andere meer defensieve of snelheidsgerichte opties.

Review: State of Decay 2

State of Decay verscheen een aantal jaren geleden voor de Xbox 360 en kwam vervolgens naar de PC. De game was een aardige hit. In State of Decay was je bezig om je community op te bouwen terwijl je moest survivallen in een wereld vol met zombies. Undead labs en Microsoft komen nu met State of Decay 2. Het tweede deel borduurt voort op de sterke vlakken van de eerste State of Decay.

State of Decay 2 gooit je net als in het eerste deel in een openwereld waar de samenleving in elkaar is gestort door een verwoestende zombie-uitbraak waar de laatste overlevenden van de mensheid nieuwe gemeenschappen moeten oprichten. De game geeft de speler vanaf het begin lastige keuzes. De eerste is het kiezen van een tweetal onwaarschijnlijke overlevenden waarmee je de game begint in een groep van vier duo’s. Elk koppel heeft zijn eigen achtergrondverhaal dat vertelt hoe ze samenkwamen en verschillende willekeurig geselecteerde vaardigheden.

Je begint met drie overlevenden in je groepje, waarvan jij er een kunt besturen. Zodra je een veilige plek hebt gevonden om tijdelijk te verblijven, begint het spel. Het draait vooral om overleven en dat doe je door allerlei grondstoffen, wapens, medicijnen en nog veel meer te verzamelen. Natuurlijk wordt je hierin gehinderd door een eindeloze hordes aan zombies, die alles op het spel zetten om jou te pakken.

Jij bent de leider van het groepje en je moet met verschillende dingen rekening houden doordat de game verdeeld is in twee helften. De praktische kant: je mensen moeten er op uit trekken en naar hulpmiddelen en -materialen zoeken om te overleven. Daarnaast is er de managementkant van de gemeenschap die vereist dat je faciliteiten bouwt voor je bewoners en de middelen gebruikt die je hebt verzameld.

Overlevenden neigen meestal naar een van deze specialisaties. Zo heb je soldaattypes die vanzelfsprekend meer geschikt zijn om er op uit te trekken en ‘professionals’ die je tegenkomt, zoals dokters, zijn beter voor het managen van je gemeenschap. De beschikbare informatie over je thuisbasis en bewoners heeft beduidend veel diepgang met  statistieken van het verbruik van middelen tot de stemming van personages.

Dit betekent dat er ook wat gebouwd moet worden aangezien je mensen ergens moeten slapen en eten nodig hebben om te overleven. Het bouwmenu zelf is behoorlijk intuïtief, zo niet eenvoudig. Elke stek heeft gebieden die je kunt bebouwen en door hier op te klikken verschijnt er een menu met de beschikbare faciliteiten. Wat echter vaak mist is een duidelijke uitleg van hoe de meer verfijnde bouwmechanieken werken, dat is namelijk niet altijd heel duidelijk.

Ook kun je de game nu eindelijk in co-op kunt spelen. Drie van de vier spelers zijn dan wel ‘te gast’ bij de speler wiens game je joined, en lopen dus rond in zijn wereld, in zijn basis en tussen zijn overlevenden. Je kan je daardoor afvragen waarom je coöperatief zou spelen, omdat je alleen wat snuisterijen mee kan nemen naar jouw eigen wereld. De kostbare rugzakken met belangrijke middelen voor je basis sta je af aan de basis van speler een.

Grafisch is de game goed. De Unreal 4-engine wordt goed benut en weet zo af en toe een puik plaatje op te leveren, hoewel het wel een lege en soms toch ook wel eentonige bedoeling is. De audio is prima, de dialogen zijn op orde en de muziek is sfeervol.

State of Decay 2 is nu verkrijgbaar voor de Xbox One en PC.